DEN HAAG –
Steeds meer mensen in Nederland hebben grote moeite met lezen en schrijven. In totaal telt ons land 1,3 miljoen laaggeletterden (tussen de 15 en 65 jaar), grofweg 10 procent van de beroepsbevolking. Dat zijn er zo’n 200.000 meer vergeleken met vijf jaar geleden. Donderdag bespreekt de Tweede Kamer hoe de problemen van laaggeletterdheid kunnen worden aangepakt.
De toename wordt voor een deel veroorzaakt door de vergrijzing. Ouderen doen vaak weinig om hun taalvaardigheden bij te houden, waardoor ze het steeds meer verleren. Een andere oorzaak is dat een grote groep zwakke (allochtone) leerlingen op school nog altijd slecht scoort op taalgebied. Dat wordt vaak op zijn beurt weer veroorzaakt door het zwakke taalniveau van hun ouders.
Laaggeletterdheid is een groeiend probleem. De kloof in de samenleving wordt hierdoor steeds groter. Niet alleen in aantallen, de samenleving wordt steeds ingewikkelder, vertelt Marja van Bijsterveldt, voorzitter van de Stichting Lezen & Schrijven. Aan de ene kant heb je mensen die goed mee kunnen komen, het allemaal goed begrijpen, goede banen hebben en een rijk sociaal leven. Aan de andere kant mensen die heel veel moeite hebben om daarin overeind te blijven. Ze zijn laagopgeleid, minder gezond en ongelukkiger, vervolgt de voormalig minister van Onderwijs.
Laaggeletterden lopen tegen uiteenlopende problemen aan, varirend van het niet kunnen voorlezen van kinderen tot problemen zoals moeite met invullen van noodzakelijke formulieren zoals van de belastingdienst of pinnen in winkels of bij de automaat. Bovendien staan laaggeletterden vaak stil in hun loopbaan en zijn ze vaker werkloos.
Behalve de 1,3 miljoen laaggeletterden telt Nederland ook 250.000 analfabeten. Zij kunnen helemaal niet lezen en schrijven. Laaggeletterdheid kost de samenleving jaarlijks meer dan een half miljard euro.
Een van de oplossingen is volgens de voorzitter de kwaliteit van het taalonderwijs over het hele opleidingstraject, van peuter tot student, meer aandacht te geven. Zolang kinderen de samenleving ingaan met een taalachterstand, blijft de aanpak van laaggeletterdheid dweilen met de kraan open, stelt Van Bijsterveldt.
Ook (semi)overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, het UWV en ziekenhuizen, kunnen laaggeletterden een handje helpen. Aan het vaak abstracte en ambtelijke taalgebruik valt volgens Van Bijsterveldt nog veel te verbeteren
Anders denken
2
Mensen met dyslexie verwerken informatie in hun hersenen anders dan mensen zonder dyslexie. Dyslectici denken anders.
Goede lezers
Via functionele MRI-scans is aangetoond dat mensen doorgaans voor het lezen en schrijven drie gebieden in het linkerdeel van de hersenen gebruiken.
Deze gebieden staan in directe wederzijdse verbinding met elkaar en zijn elk voor een deel van de taalverwerking verantwoordelijk.
In het Centrum van Broca, vindt o.a. de analyse van woorden plaats, maar ook de articulatie en het spreken. Achterin, in het Centrum van Wernicke en het Woordvormgebied, komt alle informatie samen en wordt o.a. opgeslagen hoe een woord eruitziet, hoe het klinkt en wat het betekent. Onderstaand figuur geeft een indruk van welke gebieden in de linkerhersenhelft dit zijn. Deze gebieden worden onder het lezen en informatie verwerken dan ook geactiveerd.
Dyslectische lezers
Voor dyslectici geldt dit niet. Wetenschapper Shaywitz toonde aan dat de verbindingen tussen deze 3 gebieden in de linkerhersenhelft bij dyslectici niet werken; zelfs niet bij dyslectische kinderen van vier jaar. Alleen het Centrum van Broca, waar de woordanalyse en spraak is gelokaliseerd, wordt geactiveerd. Het Centrum van Wernicke en het woordvormgebied vertonen geen enkele activiteit. Bij dyslectici ontstaat een alternatieve route in de hersenen voor het opslaan en terugvinden van de betekenis van woorden die vooral via de rechterhersenhelft loopt. De oorzaak hiervan is dat de rechterhersenhelft van dyslectici in het denken, in het verwerken van informatie, dominant is.
Dat is niet de enige oorzaak van dyslexie. Iemand die dyslectisch is, heeft een natuurlijke zwakte voor het verwerken van taal, net zoals andere mensen moeilijk kunnen tekenen of rekenen. Alleen valt dat vaak minder op in onze talige maatschappij.
Wat doen de beide hersenhelften?
Van de rechterhersenhelft is bekend dat deze verantwoordelijk is voor o.a. onze verbeelding, de intuïtie, het onderbewustzijn en onze creativiteit. Maar ook het leggen van verbanden, het meerdere dingen tegelijk kunnen doen en het snel kunnen scannen en verwerken van informatie en van het omgaan met nieuwe situaties. Dat zijn hele andere eigenschappen dan die eigenschappen waarvoor de linkerhersenhelft verantwoordelijk is, namelijk het logisch redeneren, het analyseren van situaties, systematiek aanbrengen, het stap voor stap iets aanpakken en het aanbrengen van routine in dagelijkse vaardigheden. De linkerhersenhelft is ook verantwoordelijk voor de taal. Wanneer iemand voor één van beide hersenhelften dominant is in het denken, bepalen deze functies de manier van informatie verwerken. Dominantie van de linkerhersenhelft in het denken, noemen wij lijndenken. Dominantie van de rechterhersenhelft in het denken, noemen wij conceptueel denken. Niet alle conceptueel denkers zijn dyslectisch, andersom geldt dat wel. Alle dyslectici zijn conceptueel denkers, wat overigens niet betekent dat ze helemaal niet logisch kunnen denken.
Gevolgen voor het dyslectische denken
Een niet-dyslecticus heeft dus direct toegang tot de vorm, betekenis en uitspraak van woorden. De dyslecticus heeft dat niet en moet daar via zijn rechterhersenhelft achterkomen, dus via het maken van beelden, het leggen van verbanden en structuren, het hebben van allerlei associaties. Dit toont ook de voorliefde van dyslectici voor het uitgebreid redeneren, het denken in beelden, het leggen van verbanden, het probleemoplossende en kritische denken. Omdat er in korte tijd zoveel (bijkomende) informatie wordt verwerkt, hebben dyslectici in het algemeen vaak moeite om in een paar zinnen te vertellen wat zij bijv. hebben gelezen
bron: werkenmetdyslexie.nl