RIVM onderzocht wetgeving en praktijk om arbeidsveiligheid in de bouwketen te verbeteren.

Bron: Rapport RIVM: DOI 10.21945/RIVM-2024-0097

Met dit onderzoek werd beoogd meer inzicht te krijgen in wat volgens opdrachtgevers en uitvoerende partijen nodig is om een V&G-plan en de vergewisplicht (beter) te laten bijdragen aan de arbeidsveiligheid in de bouwketen.

Tijdens dit onderzoek is gesproken met coördinatoren ontwerp- en uitvoeringsfase en opdrachtgevers hoe in de praktijk wordt omgegaan met de vergewisplicht, het V&G-plan en samenlooprisico’s en wat zij vinden van de bouwprocesbepalingen.

Naast het bespreken van barrières en knelpunten, is verkend welke verbetermogelijkheden worden gezien om wetgeving en praktijk beter op elkaar te laten aansluiten. In een tweede onderzoeksfase is met kennishouders vanuit diverse perspectieven (opdrachtgever, opdrachtnemer, werkgeversorganisatie) gereflecteerd op de inzichten uit de gesprekken uit de eerste fase. Ook zijn verbetermogelijkheden verder uitgewerkt.

In het rapport worden de belangrijkste inzichten samen gebracht, met de suggesties van betrokkenen om wetgeving en praktijk beter op elkaar te laten aansluiten. Het resultaat biedt handvatten voor het versterken van veiligheid in de bouwketen.

De rol van coördinatoren ontwerp- en uitvoeringsfase

In de wetgeving is expliciet benoemd dat bij meldingsplichtige bouwwerken, de opdrachtgevende partij verantwoordelijk is voor het aanstellen van een coördinator ontwerpfase. De opdrachtnemende partij is verantwoordelijk voor het aanstellen van een coördinator uitvoeringsfase. Uit het onderzoek blijkt dat niet altijd (volledig) duidelijk is hoe deze rollen moeten worden ingevuld.

De coördinatoren ontwerpfase hebben niet altijd voldoende kennis over de verantwoordelijkheden die bij de rol horen en over hoe ze de rol goed moeten invullen. Opdrachtnemers ervaren ook dat de opdrachtgever verantwoordelijkheden via contracteisen overdraagt. Bijvoorbeeld als het gaat om het aanstellen van een coördinator ontwerpfase.

Coördinatoren uitvoeringsfase weten niet altijd welke (projectspecifieke) taken en verantwoordelijkheden zij hebben en wat hun bevoegdheden zijn. Als de coördinatierol een dubbelrol is (bijvoorbeeld omdat deze wordt uitgevoerd door de hoofduitvoerder) worden tegenstrijdige belangen ervaren tussen veiligheid enerzijds en financiële belangen anderzijds.

Voor beide coördinerende rollen geldt dat wanneer zij bewust worden aangenomen, deze als een grote – en in sommige gevallen een wat individuele – verantwoordelijkheid worden ervaren. Des te meer wanneer het ontbreekt aan concrete afstemming over invulling van de rol.

De gesproken partijen zijn over het algemeen wel van mening dat het goed invullen van beide rollen van meerwaarde is voor de veiligheid in het bouwproces waarbij de hierna volgende suggesties zijn gedaan om de rol van de coördinatoren te versterken:

  • Maak een projectspecifieke instructie voor het uitvoeren van de rol als coördinator uitvoeringsfase.
  • Voorkom (waar mogelijk) een dubbelrol met tegenstrijdige belangen.
  • Organiseer meer kennis bij de opdrachtgevende partijen over hoe invulling te geven aan de rol van de coördinator ontwerpfase (intern dan wel ingehuurd).

Een opleiding of certificering voor het goed invullen van beide rollen kan meerwaarde geven. Daarbij moet dan ook aandacht zijn voor sociale en communicatieve vaardigheden. Een opleiding kan bijdragen aan formalisering van de rol en geeft houvast voor diegene die de rol vervullen.

Er werd verder nog een algemene suggestie over verantwoordelijkheden gedaan:

  • Streef naar een meer gedeelde ervaren verantwoordelijkheid voor het hele proces (tussen opdrachtgevende- en opdrachtnemende partijen, maar ook tussen hoofdaannemer en onderaannemers). Hierbij is het ook van belang dat eenieder weet wie waarvoor verantwoordelijk is en dat men elkaar daar ook op kan aanspreken.

Niet het V&G plan maar het proces op de eerste plaats

Over de meerwaarde van het V&G-plan wordt verschillend gedacht. De uiteenlopende wijzen waarop in de praktijk wordt omgegaan met het plan, zorgen ervoor dat de toegevoegde waarde die het plan in potentie heeft niet altijd wordt benut.

Zo geven de coördinatoren uitvoeringsfase aan dat het plan vaak niet tijdig (voor start uitvoeringsfase) wordt aangeleverd. Ook laat de kwaliteit te wensen over (door gebrek aan inhoudelijke expertise of ongepast hergebruik vanuit eerder gebruikte plannen), is er onduidelijkheid en bestaan er verschillende denkbeelden over wat precies in het plan moet staan.

Gezien de afhankelijke relatie spreken uitvoerende partijen de opdrachtgevers veelal niet aan op de kwaliteit van het V&G-plan. Ook is er geen controle op de inhoud van de plannen.

Uit het onderzoek blijkt verder dat er regelmatig wordt gesproken over een V&G-plan ontwerpfase en een V&G-plan uitvoeringsfase. Dit duidt erop dat het V&G-plan als twee separate plannen voor de verschillende fases van het bouwproces wordt gezien. Terwijl het is bedoeld als dynamisch document, waarbij in de uitvoeringsfase voort wordt geborduurd op de ontwerpfase.

Ook blijkt dat in veel voorkomende gevallen het V&G-plan uiteindelijk bestaat uit een samenvoeging van een veelheid aan deelplannen wat de leesbaarheid en toegankelijkheid van het V&G-plan niet bevordert.

Voor wat de inhoud van het V&G-plan betreft zou dit een beknopt en toegankelijk plan moeten zijn dat toegespitst is op samenlooprisico’s en van meerwaarde is voor de veiligheid in het bouwproces.

De meerwaarde die het V&G-plan kan bieden, is het vooraf goed nadenken over (implicaties van keuzes voor) veiligheid en hierover met betrokkenen het gesprek aan te gaan. Nu ligt de nadruk te veel op de rapportageverplichting (compliance met de wetgeving) en daarmee op ieders individuele bijdrage aan het eindproduct. Terwijl de meerwaarde grotendeels zit in het (gezamenlijke) proces dat daaraan vooraf zou moeten gaan.

Om het (gezamenlijke) proces te versterken zijn de volgende suggesties gedaan:

  • Meer uitwisseling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer (vooral aan de voorkant van het proces). Bijvoorbeeld door expertise op het gebied van de uitvoering eerder te betrekken in de ontwerpfase.
  • Een warme overdracht van de ontwerpfase naar de uitvoeringsfase van het V&G-plan, waarbij de coördinator uitvoeringsfase in de gelegenheid wordt gesteld over veiligheidsaspecten in gesprek te gaan met de opdrachtgever en coördinator ontwerpfase. Waar het merendeel van de opdrachtgevers aangeeft de meerwaarde van een warme overdracht te zien, lukt het niet altijd om dit te realiseren. Bij een aantal opdrachtgevers is het V&G-traject al meer procesmatig ingericht en is een warme overdracht een vast onderdeel van dit proces.

Kennis over veiligheid en samenlooprisico’s in ontwerpfase

Uit het onderzoek komt naar voren dat een aantal opdrachtgevende partijen niet goed op de hoogte blijkt te zijn van wat samenlooprisico’s zijn, en welke rol zij in de ontwerpfase kunnen (of zouden moeten) spelen bij het in kaart brengen van deze risico’s.

Zij onderkennen deze risico’s bijvoorbeeld niet omdat uitvoerende partijen niet gelijktijdig aan het werk zijn, of zien ze als iets waarop pas in de uitvoeringsfase zicht is.

Er worden in de uitvoering vaak werkplannen gemaakt waarin (samenloop)risico’s op week- of dagniveau in kaart worden gebracht. Door deze praktische toepassing van het inventariseren en acteren op samenlooprisico’s, wordt de discussie over veiligheid vooraf gevoerd, in plaats van op de werkvloer tijdens de uitvoering.

Coördinatoren uitvoeringsfase signaleren verder dat het aan opdrachtgeverszijde nog wel eens ontbreekt aan de koppeling van ontwerp aan implicaties voor veiligheid in de uitvoeringsfase. Met name wanneer er sprake is van uitbesteding van het ontwerpen en het maken van een V&G-plan aan een architect of ingenieursbureau. Er lijkt te weinig (bewuste) kennis over veiligheid te zijn bij ontwerpende partijen. En keuzes worden tijdens het ontwerpproces nog onvoldoende onderbouwd en vastgelegd.

Interpretaties over betekenis en invulling van de vergewisplicht 

Net als een eerdere onderzoek15, bevestigt ook dit onderzoek dat de vergewisplicht veel ruimte laat voor interpretatie over invulling en reikwijdte van verantwoordelijkheden. Opvattingen over wat de vergewisplicht inhoudt en hoe deze moet worden ingevuld, lopen niet alleen tussen opdrachtgevers uiteen. Er blijken ook binnen organisaties verschillen te zijn in interpretatie en toepassing van de wetgeving.

Daarbij lijken sommige opdrachtgevers zich niet ervan bewust dat hun kennis over (toepassing van) wetgeving mogelijk ontoereikend is.

Om de kennis over de bouwprocesbepalingen in het algemeen en de vergewisplicht in het bijzonder te versterken worden in het rapport door de geïnterviewden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Opleiding kan eraan bijdragen dat strategisch en tactisch goed invulling gegeven kan worden aan de rol van coördinator ontwerpfase. De coördinator ontwerpfase heeft, gezien zijn taken en verantwoordelijkheden, een belangrijke rol in het geven van uitvoering aan (een deel van) de vergewisplicht. Het is dan ook van belang dat degene die deze rol vanuit de opdrachtgever formeel vervult (veelal de technisch manager), over voldoende basiskennis over wetgeving rondom de vergewisplicht beschikt.
  • De coördinator ontwerpfase moet eerder in het ontwerpproces betrokken worden. Bijvoorbeeld al in de initiatieffase of bij het proces van de architect.
  • Ook de coördinator uitvoeringsfase zou al betrokken kunnen worden tijdens de ontwerpfase, zodat hij/zij aan de voorkant kan meedenken over veiligheid in het ontwerpproces. Ook kan hij/zij advies geven over de implicaties die ontwerpkeuzes kunnen hebben voor veiligheid tijdens de uitvoering.
  • Daarbij aansluitend kan het ook van meerwaarde zijn om de coördinator ontwerpfase gedurende de uitvoeringsfase betrokken te houden.
  • Onduidelijkheid in de wetgeving zorgt soms voor onzekerheid over verantwoordelijkheden. Opdrachtgevers en (extern ingehuurde) coördinatoren ontwerpfase geven naar eer en geweten invulling aan de vergewisplicht, en men voelt zich hier ook verantwoordelijk voor. Wel missen zij een concreet kader om te toetsen of ook aan de wetgeving wordt voldaan.

 Conclusie rapport

Een praktische vertaalslag van de wetgeving is essentieel voor het versterken van arbeidsveiligheid in het bouwproces.

Waar nu nog vaak de nadruk ligt op voldoen aan wetgeving, zou voor het versterken van de veiligheid in de praktijk meer aandacht besteed moeten worden aan het vormgeven van een ‘V&G-proces’. Daarin staan samenwerking en communicatie tussen alle lagen centraal.

  • Het is daarbij belangrijk dat rollen, taken en verantwoordelijkheden expliciet gemaakt worden. Omdat projecten, type contracten en daarmee samenwerkingsverbanden divers zijn, vraagt het vormgeven van dit proces om maatwerk.
  • Opdrachtgevers hebben vanuit hun positie ‘vooraan’ in de keten een belangrijke voortrekkersrol. Het zou wenselijk zijn als zij meer het voortouw nemen in het vormgeven van dit proces.
  • Een belangrijke verbetermogelijkheid hierbij is meer bewustwording en kennis van veiligheid/risico’s en de bouwprocesbepalingen (onder andere de vergewisplicht) aan het begin van de keten (in de initiatief/ontwerpfase).
  • Een betere uitwisseling van kennis en expertise tussen de verschillende partijen in de keten, en het kritisch bevragen van elkaars perspectieven gedurende het gehele bouwproces, draagt bij aan het ervaren van meer gezamenlijke verantwoordelijkheid. En aan een veilige werkomgeving.

AANVULLENDE INFO

RIVM rapport: Wetgeving en praktijk: Mogelijkheden om arbeidsveiligheid in de bouwketen te verbeteren, DOI 10.21945/RIVM-2024-0097

15Drie perspectieven op arbeidsveiligheid in de bouwketen | Veilig Werken (lerenvoorveiligheid.nl)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *