Op het terrein van arbeidsomstandigheden is in de loop der jaren een groot aantal EG-richtlijnen tot stand gekomen en verwerkt in de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling. Het betreft hier de navolgende EG-richtlijnen.
1. Richtlijn nr. 89/391/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PbEG 1989, L 183), de zogenoemde kaderrichtlijn. De kaderrichtlijn bevat algemene minimumvoorschriften voor de wijze waarop de lidstaten de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk moeten waarborgen. De tenuitvoerlegging van deze richtlijn heeft voornamelijk plaatsgevonden door middel van de Arbowet. De kaderrichtlijn dient tevens als grondslag voor richtlijnen die betrekking hebben op specifieke gevaren op het gebied van de gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats. Ter uitvoering van het desbetreffende artikel 16 van deze richtlijn zijn nu negentien bijzondere richtlijnen vastgesteld. De bepalingen van deze richtlijnen gelden dus naast en als verbijzondering van de bepalingen van de kaderrichtlijn;
2. Richtlijn nr. 89/654/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen (PbEG 1989, L 393, eerste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
3. Richtlijn nr. 89/655/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (PbEG 1989, L 393, tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van Richtlijn nr. 89/391/EEG). Deze richtlijn is opnieuw gecodificeerd. Richtlijn nr. 2009/104/EG (PbEG 2009, L 260);
4. Richtlijn nr. 89/656/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (PbEG 1989, L 393, derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
5. Richtlijn nr. 90/269/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor vooral rugletsel voor de werknemers (PbEG 1990, L 156, vierde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
6. Richtlijn nr. 90/270/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (PbEG 1990, L 156, vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
7. Richtlijn nr. 90/394/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (PbEG 1990, L 196, zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG). Deze richtlijn is opnieuw gecodificeerd. Richtlijn nr. 2004/37/EG (PbEG 2004, L 158);
8. Richtlijn nr. 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (PbEG 2000, L 262, zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG). Deze richtlijn is opnieuw gecodificeerd, richtlijn nr. 2004/54/EG (PbEG 2004, L 262);
9. Richtlijn nr. 91/322/EEG van de Commissie van 29 mei 1991 tot vaststelling van indicatieve grenswaarden betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk (PbEG 1991, L 177);
10. Richtlijn nr. 91/382/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1991 tot wijziging van richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (PbEG 1991, L 206, tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van richtlijn nr. 80/1107/EEG). Deze richtlijn is opnieuw gecodificeerd, richtlijn nr. 2009/148/EG (PbEG 2009, L 330);
11. Richtlijn nr. 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (PbEG 1992, L 245, achtste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
12. Richtlijn nr. 92/58/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (PbEG 1992, L 245, negende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
13. Richtlijn nr. 92/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PbEG 1992, L 348, tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste 1, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
14. Richtlijn nr. 92/91/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 november 1992 betreffende de minimumvoorschriften ter verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën die delfstoffen winnen met behulp van boringen (PbEG 1992, L 348, elfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
15. Richtlijn nr. 92/104/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 1992 betreffende minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën in dagbouw of ondergronds (PbEG 1992, L 404, twaalfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
16. Richtlijn 93/103/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1993 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen (PbEG 1993, L 307, dertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG). Deze richtlijn is voor het overgrote deel uitgevoerd door middel van de Schepenwetgeving onder verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat;
17. Richtlijn nr. 93/104/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG 1993, L 307). Deze richtlijn is opnieuw gecodificeerd (richtlijn nr. 2003/88/EG (PbEG 2003, L 299). Deze richtlijn is overigens slechts voor één element, te weten het arbeidsgezondheidskundig onderzoek van werknemers die ’s nachts werkzaam zijn, van belang voor het Arbobesluit. Het overgrote deel van deze richtlijn is door middel van de Arbeidstijdenwet uitgevoerd;
18. Richtlijn nr. 94/33/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216);
19. Richtlijn nr. 95/63/EEG van de Raad van de Europese Unie van 5 december 1995 tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (PbEG 1995, L 335, tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
20. Richtlijn nr. 96/82/EEG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG 1996, L 10);
21. Richtlijn nr. 96/94/EG van de Commissie van 18 december 1996 houdende vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk (PbEG 1996, L 338);
22. Richtlijn nr. 98/24/EG van de Raad van de Europese Unie van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (PbEG 1998, L 131, veertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
23. Richtlijn nr. 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (PbEG 2000, L 23, vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
24. Richtlijn nr. 2001/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 tot wijziging van Richtlijn 89/655/EG van de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij gebruik van werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn 89/391/EEG (PbEG 1989, L 195). Deze richtlijn bevat bepalingen betreffende het gebruik van ter beschikking gestelde arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte;
25. Richtlijn nr. 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 betreffende minimumvoorschriften inzake de gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia (trillingen) (PbEG 2002, L 177) (zestiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
26. Richtlijn nr. 2003/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 betreffende minimumvoorschriften inzake de gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia (lawaai) (PbEG 2003, L 42) (zeventiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
27. Richtlijn nr. 2003/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 maart 2003 tot wijziging van richtlijn nr. 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (PbEG 2003, L 97);
28. Richtlijn nr. 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2003 tot wijziging van de richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG 2003, L 345);
29. Richtlijn nr. 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (PbEG 2004, L 184) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG). Deze richtlijn moet uiterlijk op 31 oktober 2013 in de Nederlandse wetgeving zijn verwerkt;
30. Richtlijn nr. 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia, kunstmatige optische straling (PbEG 2006, L114) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG);
31. Richtlijn nr. 2009/161/EU van de Commissie van 17 december 2009 tot vaststelling van een derde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van richtlijn 2000/39/EG van de Commissie (PbEU 2009, L 338);
32. Richtlijn nr. 2010/32/EU van de Raad van 10 mei 2010 tot uitvoering van de door HOSPEEM en EPSU gesloten kaderovereenkomst inzake de preventie van scherpe letsels in ziekenhuis- en gezondheidsbranche (PbEG 2010, L 134);
33. Richtlijn nr. 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEG 2012, L 197). Deze richtlijn moet op 31 mei 2015 in de Nederlandse wetgeving zijn verwerkt;
34. Richtlijn nr. 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG (PbEU 2013, L 179). Deze richtlijn moet uiterlijk op 1 juli 2016 in de Nederlandse wetgeving zijn verwerkt;
35. Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178). Deze richtlijn noopt tot een beperkte aanpassing van het Arbobesluit uiterlijk 19 juli 2015;
36. Richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (Pb EU 2014, L 65). Deze richtlijn moet uiterlijk 1 juni 2015 in de Nederlandse wetgeving zijn verwerkt.
Zoals uit de hiervoor gegeven opsomming blijkt, bestrijken de EG-richtlijnen het overgrote deel van de voor de arbeidsbescherming relevant geachte onderwerpen. Alleen al door de verwerking van deze richtlijnen in de Nederlandse regelgeving wordt, gelet op de inhoud van die richtlijnen, voor de desbetreffende onderwerpen in het algemeen een adequaat niveau van arbeidsbescherming gerealiseerd.
Naast de vele EG-richtlijnen op arboterrein is er ook een aantal verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) verwerkt in de arbeidsomstandighedenwetgeving. Het gaat hierbij om de navolgende ILO-Verdragen.
1. Het ILO-Verdrag nummer 13 uit 1921 betreffende het gebruik van loodwit in verfstoffen (Stb. 1949, J 59);
2. Het ILO-Verdrag nummer 27 uit 1929 betreffende de aanduiding van het gewicht op grote stukken, vervoerd per schip (Stb. 1933, 34);
3. Het ILO-Verdrag nummer 62 uit 1937 betreffende veiligheidsvoorschriften in de bouwnijverheid (Trb. 1951, nr. 23);
4. Het ILO-Verdrag nummer 152 uit 1979 betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid bij havenarbeid (Trb. 1980, nr. 107);
5. Het ILO-Verdrag nummer 155 uit 1981 betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu (Trb. 1982, nr. 100);
6. Het ILO-Verdrag nummer 162 uit 1986 betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest (Trb. 1988, nr. 110);
7. Het ILO-Verdrag nummer 174 uit 1993 betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen (Trb. 1993, nr. 161);
8. Het ILO-Verdrag nummer 177 uit 1996 betreffende thuiswerk (Trb. 2001, nr. 25);
9. Het Maritiem Arbeidsverdrag (Trb. 2006, nr. 93).
Voorts zijn de ILO-Verdragen nr. 81 en 129 betreffende de Arbeidsinspectie geratificeerd. De Arbeidsinspectie maakt thans onderdeel uit van de Inspectie SZW.
Op termijn zullen verder nog de volgende ILO-Verdragen worden geratificeerd:
– Verdrag betreffende de voorkoming en beperking van de beroepsrisico’s veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen en factoren die dit proces beïnvloeden (Verdrag 139, Trb. 1975, 103);
– Verdrag betreffende de bescherming van werknemers tegen beroepsrisico’s in het werkmilieu als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen (Verdrag 148, Trb. 1987, 26), en
– Verdrag inzake bescherming van werknemers tegen schadelijke effecten van het werken met gevaarlijke stoffen (Verdrag 170, Trb. 1990, nr. 152).