Bron: www.tenholternoordam.nl, door: Casper Dekker
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) toetst de evenredigheid van bestuurlijke boetes, en dus Arboboetes, indringend. Dat volgt uit het jaarverslag van de Afdeling uit 2017, maar uiteraard ook uit haar jurisprudentie. In die jurisprudentie is, na het schrappen van de cumulatie van matigingsgronden in 2015, een steeds indringender toets waar te nemen. Zo ook ten aanzien van de vermenigvuldiging met een factor vier wegens blijvend letsel of een ziekenhuisopname. In dit blog wordt op enkele van die uitspraken ingegaan.
Bij de vermenigvuldiging met een factor vier is het uitgangspunt van de Afdeling overigens dat de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (Beleidsregel) op zichzelf niet onevenredig is, maar gezien de feiten en omstandigheden van het specifieke geval daarvan had moeten afwijken. Het is dus aan de ontvanger van de Arboboete om aan te tonen dat sprake is van een onevenredigheid.
Blijvend letsel
Bij blijvend letsel moet volgens de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) gedacht worden aan onder meer amputatie, (gedeeltelijke) blindheid of chronische klachten. Wanneer sprake is van blijvend letsel volgt in de regel een vermenigvuldiging van de Arboboete met een factor vier.
Uit recente jurisprudentie van de Afdeling volgt dat sprake kan zijn van licht blijvend letsel. Dat is aan de orde wanneer sprake is van beperkt letsel (het missen van het bovenste kootje van een vinger), het na enige tijd weer kunnen hervatten van de oude werkzaamheden en geen ziekenhuisopname heeft plaatsgevonden. In die gevallen ziet de Afdeling aanleiding de opgelegde Arboboete met 50% te matigen. Anders gezegd, in geval van licht blijvend letsel is een vermenigvuldiging met een factor vier onevenredig en ligt een factor twee in de rede.
Verder volgt uit de praktijk dat de ISZW oog heeft voor deze jurisprudentie. Daarbij lijkt zij een nieuwe tussencategorie in het leven te hebben geroepen, waarbij de opgelegde Arboboete met een factor drie wordt vermenigvuldigt. De toepassing hiervan ben ik vooralsnog alleen tegengekomen in de vooraankondiging van een Arboboete en een beslissing op bezwaar. Ook hier speelde een rol dat sprake was van een korte ziekenhuisopname en niet-blijvend letsel. Of deze tussencategorie ook door de rechtbank en de Afdeling geaccordeerd worden, is dus nog onbekend. Anderzijds geeft het wel aan dat de evenredigheid (terecht) een steeds grotere rol gaat spelen bij het opleggen van een Arboboete.
Ondanks deze jurisprudentie blijft het lastig de precieze grens aan te geven tussen blijvend letsel en licht blijvend letsel. Verschillende omstandigheden zijn daarvoor van belang, maar de samenhang daartussen lijkt bepalend te zijn voor een eventuele matiging. Die omstandigheden zijn de ernst van het letsel, de duur van een (eventuele) ziekenhuisopname, de snelheid van het herstel en het weer kunnen hervatten van de oude werkzaamheden.
Ziekenhuisopname
Bij een ziekenhuisopname moet volgens de ISZW gedacht worden aan het opnemen in het ziekenhuis. Een dagopname valt daar zodoende ook onder. Een poliklinische opname is echter geen ziekenhuisopname. De ziekenhuisopname kan aanleiding vormen om over te gaan tot vermenigvuldiging met een factor vier. Dat maakt de toepassing van een factor twee of drie wegens licht(er) blijvend letsel vanuit de systematiek van de Beleidsregel wat vreemd, omdat daarbij aan de orde kan zijn dat sprake is van een (korte) ziekenhuisopname. De evenredigheid nuanceert dat kennelijk.
In de jurisprudentie van de Afdeling is onlangs geoordeeld dat matiging met 25% (lees: toepassing van een factor drie) op zijn plaats is, omdat sprake was van een zeer korte ziekenhuisopname (één dag) in verband met relatief licht, niet-blijvend letsel. Deze uitspraak is feitelijk het minder verstrekkende spiegelbeeld van de uitspraken over blijvend letsel. Wanneer geen sprake is van blijvend letsel en een korte ziekenhuisopname kan immers aanleiding bestaan niet met vier te vermenigvuldigen. Datzelfde geldt als sprake is van licht blijvend letsel en geen ziekenhuisopname.
Conclusie
Het evenredigheidsbeginsel speelt een steeds grotere rol bij het opleggen van Arboboetes. Omstandigheden zoals beperkt letsel, het na enige tijd weer kunnen hervatten van de oude werkzaamheden en geen of een zeer korte ziekenhuisopname kunnen leiden tot een matiging van de toe te passen vermenigvuldiging – standaard factor vier – tot een factor twee of drie. Het is daarbij van belang dat het aan de ontvanger van de Arboboete is om aan te tonen dat die omstandigheden aan de orde zijn.
In de jurisprudentie zal verder uitgekristalliseerd moeten worden welke omstandigheden – eventueel in samenhang – al dan niet tot een (verdere) matiging op grond van het evenredigheidsbeginsel kunnen leiden.