Als we zo doorgaan met bezuinigen op onze overheidsinspecties, neemt de kans op een ramp toe. Ben Ale, scheidend hoogleraar veiligheid en rampenbestrijding, waarschuwt voor de gevolgen. ‘Als inspecties hun werk minder goed kunnen doen, gaan bedrijven het rustiger aan doen met de veiligheidseisen.’
De afgelopen tien jaar kraakte de Delftse hoogleraar regelmatig kritische noten. Zoals over de milieudienst Rijnmond die onvoldoende toezicht had gehouden op chemieoverslagbedrijf Odfjell in Rotterdam, waar flinke misstanden werden aangetroffen. Door een aantal media wordt hij omschreven als ‘de rampenprofessor’. Toch kan hij, na een lange carrière op het gebied van veiligheid en rampenbestrijding, concluderen dat Nederland sinds de jaren tachtig een stuk veiliger is geworden. Ook na zijn afscheid blijft Ale kritisch meekijken. ‘We hebben grote stappen gezet, zeker na Enschede. Er is veel meer aandacht gekomen voor veiligheidssystemen, en dat daar een brede verantwoordelijkheid voor gedragen moet worden. Daarom is het zo zonde dat we dat met het oog op de bezuinigingen nu allemaal overboord gooien.’
Hoe bedoelt u?
‘Er moet voortdurend worden bezuinigd op het gebied van veiligheid. Dat zie je heel duidelijk bij de inspecties, maar ook in wet- en regelgeving. Er wordt voortdurend water bij de wijn gedaan. Kijk bijvoorbeeld naar de minimumafstanden van lpg-stations en aardgaspijpen tot woonwijken. Die zijn in ons land alleen maar kleiner geworden. Geheel tegen de Europese trend in. De inspecties krijgen door bezuinigingen taken op het bordje, waardoor ze hun werk minder goed kunnen uitvoeren. Als inspecties hun werk minder goed kunnen doen, gaan bedrijven het rustiger aan doen met de veiligheidseisen. Waartoe dat kan leiden hebben we dus gezien bij Odfjell of BASF in Utrecht.’
Het beeld dat hierbij ontstaat, is dat bedrijven standaard de regels overtreden. Toch niet alle bedrijven lopen de kantjes er vanaf?
‘Helaas is dat gedrag niet te vermijden. Je moet als bedrijf wel heel sterk in je schoenen staan om je niet mee te laten sleuren in de race om de kosten zo laag mogelijk te houden. De chemie is een competitieve business. Daar gaat heel veel geld in om. Van het besparen op onderhoud merk je niet meteen de effecten. Die zie je pas als een installatie eenmaal begint te lekken, maar dan ben je natuurlijk te laat. De inspecties moeten tegenwoordig tegen de natuurlijke kracht van bezuinigingen opboksen. Je kunt het bedrijven haast niet kwalijk nemen dat ze geld willen verdienen. Het zijn net mensen.’
Maar bedrijven hebben toch ook een eigen verantwoordelijkheid?
‘Natuurlijk kun je het bedrijven wel degelijk kwalijk nemen wanneer ze er echt een zooitje van maken. Maar er bestaat nu eenmaal de kracht van winst maken. Als overheid moet je dat mechanisme begrijpen. Het is belangrijk om af en toe langs te gaan en iedereen scherp te houden. Je kunt er nu eenmaal niet op rekenen dat een bedrijf zelf de verantwoordelijkheid neemt om de roest op de installaties te controleren, ook als er niemand langskomt om het te checken. Dat is een illusie. Er zijn mensen die die illusie hooghouden.’
Wie bedoelt u daarmee?
‘De overheid natuurlijk. Door te bezuinigen en te dereguleren bij inspecties werkt men vooral met tweedelijnstoezicht. We gaan ervan uit dat een systeem werkt, maar gaan niet meer kijken of dat echt zo is. Daar is geen tijd meer voor. We gaan ervanuit dat bedrijven verstand hebben van veiligheid en dat is niet zo. Heel veel bedrijven doen het netjes, maar alleen omdat er regels zijn. Veel bedrijven hebben geen flauw benul waarom die regels er zijn.’
U stelde onlangs in verschillende media dat de kans op een ramp hierdoor toeneemt. Is de situatie zo ernstig? Staan er tikkende tijdbommen in ons land wegens slecht onderhoud?
‘Er is geen reden tot paniek. Het is een sluipend proces. Odfjell is feitelijk het gevolg van dertig jaar slecht onderhoud. Uiteindelijk loopt het echter wel slecht af. Wanneer je dus naar de lange termijn kijkt, kun je concluderen dat het niet zo slim is om te bezuinigen op inspecties en wet- en regelgeving. Helaas hebben we wel onze mond daarvan vol. Je komt nu op meerdere plekken de gevolgen van slecht onderhoud tegen. Fosforfabriek Thermphos in Zeeland is failliet, BASF in Utrecht moest de installaties stilleggen en kijk naar het eindeloze gedoe over Dow Chemical. Er zijn redenen genoeg om orde op zaken te stellen. Ik ben er alleen niet van overtuigd dat de koers die nu is uitgezet met de Regionale Uitvoeringsdiensten de juiste is. Ook daar is kostenbesparting topprioriteit. Als ik dat lees, weet ik al dat de rest ondergeschikt is. Het is denken op de korte termijn. Wie naar Odfjell kijkt, ziet waartoe dat kan leiden: enorm veel geld kwijt, bedrijf failliet, mensen op straat en een grote opslagfaciliteit voor olie minder.’
Zijn er, nu u afscheid neemt als hoogleraar, nog punten in onze nationale veiligheid waarvoor u aandacht wilt vragen?
‘De mensen die zich met veiligheid bezighouden in ons land hebben de meeste grote risico’s wel in het vizier. Natuurlijk is een ramp nooit helemaal te voorkomen. Je weet immers niet wat je niet weet. Er zijn wel een aantal onbekende terreinen waar nieuwe risico’s kunnen liggen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de nanotechnologie, die al massaal is toegepast, maar waarvan we niet weten wat de effecten ervan zijn op de lange termijn. Hetzelfde geldt voor microfibers die we steeds vaker toepassen, of met genetische manipulatie, zoals de gewassen van Monsanto. Op grote schaal worden nieuwe technologieën toegepast. Wat dat betreft blijft de maatschappij kwetsbaar.’
Loopbaan
Ben Ale werkte tien jaar als hoogleraar veiligheid en rampen-bestrijding aan de TU Delft. Op 21 november 2012 nam hij afscheid. Eerder was hij, tot 2006, directeur onderzoek van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). Voor die tijd werkte hij als directeur van het Centrum voor Externe Veiligheid van het RIVM, waaraan hij sinds 1994 als wetenschappelijk onderzoeker verbonden was.
Gepubliceerd in de SC van 29 november 2012 en op de website SCOnline.