De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelde in 2 zaken waarin bijstandsgerechtigden aangeboden werk/opleiding hadden geweigerd met een beroep op godsdienstvrijheid. De gemeenten vonden dat geen geldige reden zodat ze de bijstand hadden verlaagd. De CRvB gaf de gemeente in het ene geval wel gelijk, in het andere geval niet.
De geschillen
In de eerste zaak verlaagde de gemeente de bijstand, omdat de betrokkene weigerde een opleiding tot asbestverwijderaar met baangarantie te volgen. Deelnemers aan deze opleiding moeten voor het dragen van het verplichte veiligheidsmasker gladgeschoren zijn. Dat wilde de betrokkene niet, omdat hij een baard draagt uit geloofsovertuiging.
In de tweede zaak weigerde de betrokkene het aangeboden werk in een kringloopwinkel, omdat hij op vrijdagmiddagen moest werken. Dat wilde hij niet, omdat hij dan de moskee bezoekt. Daarom verlaagde de gemeente de bijstand.
Vrijheid van godsdienst
In beide zaken gaat het om de vraag of de gemeenten inbreuk hebben gemaakt op de vrijheid van godsdienst die is vastgelegd in het Europese mensenrechtenverdrag. En vervolgens om de vraag of die inbreuk noodzakelijk was, want alleen dan is die inbreuk toegestaan.
Wel noodzakelijke inbreuk in de eerste zaak
In deze zaak heeft de CRvB geoordeeld dat het dragen van een baard in het geval van betrokkene onder de vrijheid van godsdienst valt. Hij draagt de baard immers uit geloofsovertuiging. Het verbod om een baard te dragen bij deelname aan de opleiding tot asbestverwijderaar is daarom een inbreuk op de vrijheid van godsdienst.
Voor die inbreuk had de gemeente echter een geldige reden. De regelgeving van de arbeidsinspectie vereist dat asbestverwijderaars een masker dragen dat goed op het gezicht aansluit. Dit kan alleen als de drager gladgeschoren is. Dit is een verplichting die wettelijk is vastgelegd en noodzakelijk is in het belang van de gezondheid van de werknemer. Daarom is in dit geval de inbreuk op de vrijheid van godsdienst toegestaan. Daar komt bij dat de man weinig andere kansen had op het vinden van werk. Voor de verlaging van de bijstand in deze zaak had de gemeente dus een geldige reden.
Geen noodzakelijke inbreuk in de tweede zaak
In deze zaak heeft de CRvB geoordeeld dat de wens van betrokkene om vrijdagmiddag de moskee te bezoeken, onder de vrijheid van godsdienst valt. Die wens is immers geïnspireerd door zijn geloofsovertuiging. De verplichting om vrijdagmiddag te werken vormt dus een inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Die inbreuk is alleen niet noodzakelijk, omdat de openingstijden van de winkel het mogelijk maken om de betrokkene op andere dagen in te roosteren. Voor de verlaging van de bijstand in deze zaak had de gemeente dus geen geldige reden.