BELEID – De International Labour Organization (ILO) oordeelt in een rapport naar aanleiding van een klacht van de vakbonden FNV, CNV en VCP in 2012 dat Nederland in het algemeen voldoet aan het ILO-Verdrag 81, de ‘Labour Inspection Convention’, ILO-Verdrag 129 , ‘Labour Inspection (Agriculture) Convention’ en ILO-Verdrag 155, ‘Occupational Safety and Health Convention'. Wel heeft de ILO een aantal aanbevelingen gedaan om de naleving te optimaliseren. De klacht van de vakbonden en het onderzoek van de ILO richt zich hoofdzakelijk op toezicht en handhaving. Minister Asscher van Sociale Zaken heeft de Tweede Kamer schriftelijk geinformeerd hoe hij gevolg geeft aan de aanbevelingen van de ILO.
Zo beveelt de ILO onder ander aan dat de overheid bevordert dat goede samenwerking tot stand gebracht wordt tussen de Inspectie en arbodiensten. 'De Inspectie voert momenteel een meerjarig programma uit ter verbetering van arbozorg in bedrijven, waarbij kennisdeling een onderdeel vormt. In het kader van dit programma worden het netwerk en de samenwerking met verenigingen van medewerkers die in dienst zijn van of gecontracteerd worden door de werkgever, verder uitgebouwd en geïntensiveerd. Concreet gaat het om organisaties zoals arbodiensten, (beroeps)verenigingen voor bedrijfsartsen, preventiemedewerkers, bedrijfshulpverlening en medezeggenschapsorganen. Ook wordt overleg gevoerd met de OVAL, de vereniging van arbodiensten', aldus Asscher.
In de klacht wordt ook het aantal inspecteurs en inspecties aangekaart. Vakcentrales zijn van mening dat op basis van ILO-verdragen het aantal arbeidsinspecteurs in Nederland op ongeveer 1 inspecteur per 10.000 werkenden zou moeten uitkomen. 'In haar rapport wijst de ILO erop dat Verdrag 81 geen eisen bevat ten aanzien van het aantal inspecteurs', aldus Asscher. 'De ratio van 1 op de 10.000 is louter een indicatie. De ILO geeft aan dat de beslissende overweging voor landen bij het vaststellen van het aantal inspecteurs, wordt bepaald door de vraag of de taken van de Inspectie naar behoren vervuld kunnen worden.'
ILO vindt dat nieuwe methoden van nalevingbevordering, zoals risico-inventarisaties en –evaluaties, arbocatalogi en voorlichting waarbij sociale partners en arbodiensten betrokken zijn, geen vervanging kunnen vormen voor de toezicht- en handhavingstaken van de Inspectie. Nederland moet ervoor zorgen dat het aantal en de frequentie van inspecties voldoende is om de taken van de Inspectie effectief uit te voeren en naleving te bevorderen, ook in bedrijven buiten hoog risicosectoren en kleine bedrijven.